Wat zijn graaddagen?
Ook in winters met extreme kou, terwijl de energienota hoger uitvalt, is het mogelijk om te besparen. Het omgekeerde kan ook. Tegenwoordig met die zachte winters lijkt het wel mee te vallen met de gasrekening, maar kan er evengoed sprake zijn van verspilling. Een spreadsheet om energieverbruiken te vergelijken, zal op de een of andere manier die weersinvloeden moeten neutraliseren. Dat lukt met behulp van graaddagen.
Graaddagen: een rekeneenheid
Die weersomstandigheden drukt men uit in graaddagen. Dat zijn getallen waarmee gerekend kan worden. Het aantal graaddagen zegt iets over de buitentemperatuur. Hoe meer graaddagen een dag heeft, hoe kouder het die dag geweest is. De precieze rekenmethode is gebaseerd op een afspraak. Wanneer de gemiddelde buitentemperatuur over een etmaal hoger is dan 18 °C, is het aantal graaddagen van die dag 0. Elke graad lager verhoogt het aantal graaddagen met 1. Een dag van gemiddeld 10 °C heeft 8 graaddagen, en als het een keer 5 °C vriest, is het aantal graaddagen 23.
Het aantal graaddagen per dag is, 18 min de gemiddelde buitentemperatuur op die dag. Het getal 18 komt van de stookgrens in Nederland. Die 18 °C. Het is niets anders dan een afspraak, gebaseerd op de aanname dat er bij een buitentemperatuur van 18 °C of hoger, niet meer gestookt hoeft te worden. Is de gemiddelde buitentemperatuur 18 °C of hoger, dan is het aantal graaddagen nul. Graaddagen zijn dus geen dagen, maar rekeneenheden. Hoe kouder, hoe meer graaddagen. Graaddagen gebruikt men om het gasverbruik van verschillende periodes, met andere weersomstandigheden, toch goed met elkaar te kunnen vergelijken.
Het KNMI stelt elke dag het aantal graaddagen vast door metingen bij 16 weerstations in Nederland. Die kan men o.a. opzoeken op de website www.mindergas.nl.
Rekenvoorbeeld graaddagen
Gemiddelde buitentemperatuur op een dag: 10 °C
Aantal graaddagen (18-10) = 8 graaddagen.
Als het op een dag gemiddeld 5 dagen vriest, is het aantal graaddagen (18--10) = 23 graaddagen.
Gewogen graaddagen
Het aantal graaddagen is een maat voor de buitentemperatuur. Er is geen rekening gehouden met andere weersomstandigheden die het gasverbruik beïnvloeden. Wind en nat weer zorgen voor extra afkoeling, terwijl de zon het huis juist extra opwarmt. Gewogen graaddagen zijn graaddagen vermenigvuldigd met een wegingsfactor. In juli bijvoorbeeld schijnt er veel zon, en is de wegingsfactor 0,8. Het aantal gewogen graaddagen is hier dus minder dan het aantal graaddagen. Als de herfst begint is het nat en waait het meer. De wegingsfactor is dan 1,1. Er zijn meer gewogen graaddagen dan graaddagen.
Vergelijken van gasverbruiken
In de winter is het gasverbruik normaal gesproken hoger dan in de herfst. Maar als het gasverbruik vermenigvuldigd is met het aantal gewogen graaddagen zal het verbruik ongeveer gelijk moeten zijn. Ongeveer, want het gasverbruik hangt ook af van de aanwezigheid in huis. Daarom zegt de uitkomst alleen iets wanneer men over langere perioden vergelijkt.
Dit spreadsheet berekent het gasverbruik per graaddag. Hoe lager, hoe zuiniger. Een energiemaatregel betaalt zich uit, als het gasverbruik/graaddag daalt.
De basislast
In huis is het meeste gas nodig voor de cv-installatie. Daarnaast is gas nodig voor het douchen en koken. Om na te berekenen wat een maatregel, zoals het inregelen, betekent voor het gasverbruik voor de cv-installatie, bepalen we ook de basislast. Die trekken we dan van het totale gasverbruik af.